8. Sectoren van tewerkstelling
In tegenstelling tot de vrijwilliger kan een begeleidwerker wél terecht in alle sectoren van de arbeidsmarkt: zowel de profit als de non-profit, de openbare besturen en de groene zorg zijn mogelijke werkposten. De aard van het werk en de bedrijfscultuur kan erg verschillen, en speelt mee in de keuze.
De indeling in de traditionele sectoren (horeca, zorg, handel, onderwijs, openbare dienstverlening, bouw, industrie, kunst, landbouw,…) met al zijn onderverdelingen is een handige manier om bij de cliënt af te toetsen wat hij kent en wil doen. Maar het is geen rechte lijn, en een jobcoach moet het joblandschap in alle richtingen kunnen doorkruisen. Keuze voor een bepaalde sector is dan een ingang, maar kan een totaal andere invulling krijgen:
als een cliënt graag met kinderen wil werken, maar niet tegen het lawaai kan, of de onvoorspelbaarheid van kinderen niet aankan, is een school of een kinderdagverblijf nog steeds een goede start. Ook daar heeft men totaal andere jobs (keuken, secretariaat, buitenwerk, onderhoud) zodat er een veilige afstand van kinderen gehouden kan worden. Een goed hulpmiddel hiervoor is de lijst ‘werkposten’ op www.werkburo.be
Als ‘zorgen voor’ een belangrijk element in het profiel van een cliënt is, kiest hij vaak spontaan voor een woonzorgcentrum. Hetzelfde kenmerk wordt echter ook aangesproken bij een onthaalmoeder, en evenzeer op een boerderij of een hotel. Soms vraagt het tijd en proberen om tot die stap te komen
Ieder zijn ding
Voor de begeleidwerker zelf is er soms een duidelijk verschil in zijn aanvoelen van de verschillende werksectoren, voor dezelfde job. Als buitenbeentje mogen werken in een totaal andere werkomgeving verleent hem een andere status, en dat kan bevredigend zijn. De maatschappelijke waardering van een sector (de unief bv) weegt soms zwaarder dan de aard van het werk (het licht uitdoen bv), en ook dat is een persoonlijke te respecteren keuze.
Keuze voor een bepaalde sector of een bepaald bedrijf is niet altijd weloverwogen, en gebeurt vaak vanuit datgene wat men kent, of het beeld dat men over een bepaald bedrijf heeft. De hang naar status en de daarbij horende waardering is voor een begeleidwerker even belangrijk en even geldig als voor een jonge schoolverlater. Een jobcoach volgt dit spoor, maar probeert ook realistisch te blijven: wie bij de luchtmacht wil werken, is misschien ook gelukkig op een andere plek waar men een mooi uniform heeft. Wie bij 3M wil gaan werken om een dienstwagen te krijgen, vindt misschien meer werkplezier bij de dienst Mobiel.
Ieder zijn maat
Een groot bedrijf heeft meestal meer status, maar is ook groot: het is vaak moeilijker om de juiste mensen te vinden en te houden. Een jobcoach moet goed weten en formuleren wat hij zoekt: ook in een groot bedrijf kan je kleine afdelingen hebben, en kan je werkverbanden van één of enkele mensen vinden. Maar vaker zal het in grotere groepen zijn, met meer veranderingen van taken en mensen. Het is drukker in een Mega Maxi Supermarkt met 100 werknemers dan bij de kruidenier om de hoek.
In een eenmanszaak staat en valt alles met de bereidheid en de ingesteldheid van die ene winkelier. In een groot bedrijf hangt de beslissing om een begeleidwerker toe te laten meestal af van de bedrijfsleiding en niet van de directe medewerkers.
Nochtans is de houding van de medewerkers bepalend voor een goede samenwerking. Enerzijds kunnen verantwoordelijkheden voor de begeleiding afgewimpeld en doorgespeeld worden naar andere collega’s. Anderzijds maken veel schouders de verantwoordelijkheid lichter en kan de begeleiding beter gespreid en gedragen worden. De praktijk leert dat de slaagkansen vooral afhangen van de aanwezigheid van een goede werkbegeleider, die geëngageerd is om samen met een begeleidwerker aan de slag te gaan. Zo’n werkbegeleider slaagt er meestal in om goodwill los te weken bij de collega’s en een positief beeld te schetsen bij de leidinggevenden.
Iedere sector zijn valkuil
Iedere jobcoach kan beamen dat je een grote knop moet omdraaien als je na een bezoek aan een kinderdagverblijf langsloopt bij de metsers of de brandweer: men gaat anders met elkaar om, en zowel jobcoach als begeleidwerker moeten mee in het verhaal. Het is belangrijk om die cultuur goed te vatten en te zoeken naar een goede match. Ieder soort werk en iedere manier van met mekaar omgaan heeft een aantal opportuniteiten – en aan de keerzijde loert er altijd een valkuil. De jobcoach moet voldoende begeleidingstijd investeren om taken, afspraken en contacten tot een vloeiend geheel te brengen.
Jobs met een duidelijk resultaat (een productie) zijn vaak heel dankbaar om een taak aan te leren, om regelmaat te brengen en om een goed zelfwaardegevoel te krijgen. De communicatie is vaak duidelijk, doelgericht en kort. Zoveel stuks gestapeld, zoveel kilo geplukt, zoveel bloemen verpakt,… Maar als iedereen een vaste structuur gewoon is, vraagt het veel om aanpassingen te doen voor een begeleidwerker; en vaak is er geen tijd of aandacht om zaken door te praten. De jobcoach moet hier oog voor hebben en de gepaste stappen nemen.
Soms gaat men op zoek in de zorgsector vanuit de verwachting dat er dan ook een grotere zorg is voor de cliënt met zijn nood aan een speciale aanpak. Dat klopt – gedeeltelijk: er is inderdaad meer bekendheid en bekwaamheid om een persoonlijke aanpak met geduld te brengen. De valkuil is dat deze bekwaamheid om aandacht te geven in ‘de zorg’ al dagelijks tot en over de limiet wordt gerokken en sneller aan zijn grens zit dan op een werkplek waar deze vraag nieuw en uniek is. Het anker van de werkpostbegeleider is vaak moeilijker te realiseren in de zorg, met al zijn wisselende diensten. De jobcoach moet wikken en wegen.
Misschien wordt de cliënt ‘persoonsafhankelijker’ gemaakt in de zorgsector en wordt hij in een profitomgeving meer aangemoedigd om zelfstandiger te functioneren. Elke cliënt heeft baat bij een degelijke voorbereidings- en inwerkperiode, bij voldoende houvast, afspraken en hulpmiddelen om zo zelfstandig mogelijk zijn werk uit te voeren.
Voor Begeleid Werken is de combinatie van commerciële doelstellingen en maatschappelijk belang een dankbaar gegeven. Die combinatie is in alle sectoren te vinden: het zijn de mensen die het verschil maken.
De organisatiecultuur speelt dus een belangrijke rol. Het gaat dan over de omgangsvormen, de communicatie en de transparantie in hiërarchie en verantwoordelijkheden. Vast staat dat een grote openheid en duidelijkheid in communicatie en organisatie ervoor zorgt dat eventuele problemen vlugger herkend, erkend en opgelost kunnen worden.
Bij de keuze van een werkpost hangt het welslagen af van professionele inzichten, maar ook van gezond verstand en een portie geluk. De kunst is aan te voelen in welke werkomgeving de begeleidwerker het best tot zijn recht komt, waar hij het best gedijt, en welke werkplek de meeste kans biedt tot maximale ontplooiing van zijn mogelijkheden.
Groene zorg
Binnen bovengenoemde kenmerken neemt de groene zorg een aparte plaats in. Het agrarische leven is voor velen verbonden met volgbare processen op het ritme van de seizoenen. Het zorgen voor dieren geeft een goed gevoel. Het fysieke werk spreekt aan. Daardoor is het een aantrekkelijke sector.
Zorgboerderijen zijn land- en tuinbouwbedrijven die zich openstellen voor kwetsbare groepen door hen actief te laten deelnemen aan deeltaken in hun bedrijf. Zij kiezen er dus zelf heel expliciet voor om mensen te laten meewerken in hun bedrijf en mee voor deze mensen te zorgen. Als ondersteuning krijgen ze een subsidie van de Vlaamse overheid, op voorwaarde dat er een begeleidende dienst of het Steunpunt Groene Zorg bij betrokken is.
De ervaring leert dat werken op een zorgboerderij best veel zelfstandigheid vereist van de cliënt. De taken zijn meestal niet zo simpel of overzichtelijk. Bovendien werken soms meerdere cliënten op één boerderij, elk met een eigen nood aan begeleiding en ondersteuning. Dat maakt het voor alle partijen moeilijker. De jobcoach is vaak de enige ondersteuning van de landbouwer voor de aanpak van alle cliënten die bij hem werken.
De andere hoofdstukken lees je HIER